Gezagsverhouding?
Bij de rechter erkennen beide partijen dat de mountainbiker zich heeft verbonden om persoonlijk arbeid te verrichten en dat de teamorganisatie verplicht is om hiervoor te betalen.
De rechter beoordeelt of sprake is van een gezagsverhouding: is degene die de arbeid verricht onderworpen aan een zeker gezag van de wederpartij en is laatstgenoemde bevoegd opdrachten en instructies te geven en om controle uit te oefenen op de voortgang en resultaten van het werk.
Volgens de mountainbiker volgt uit de gesloten overeenkomsten wel een gezagsverhouding, maar was daar feitelijk geen sprake van. Hij kon immers zelf zijn trainingsschema en voeding bepalen. En anders dan bij wielrenners hoefde hij zich niet aan teamafspraken over de wedstrijdtactiek te houden. Ook hield de teamorganisatie niet dagelijks toezicht.
Oordeel rechter
De rechter oordeelt dat de mountainbiker hiermee niet aannemelijk maakt dat feitelijk geen sprake was van een gezagsverhouding. De omstandigheden dat de mountainbikesport geen teamsport is en dat de teamorganisatie zich niet bemoeide met de voeding en het trainingsschema van de mountainbiker zijn onvoldoende om tot dat oordeel te komen. De teamorganisatie bepaalde namelijk nog steeds aan welke wedstrijden de mountainbiker moest deelnemen, welke kleding hij daarbij en tijdens zijn trainingen moest dragen, welke fiets hij moest gebruiken en wanneer hij voor promotieactiviteiten moest aantreden. De omstandigheden dat de mountainbiker de aangewezen wedstrijden ook zonder bemoeienis van de teamorganisatie zou willen fietsen en hij alleen naar de promotieactiviteiten hoefde te gaan indien dat in zijn trainings- en wedstrijdschema paste, maken dit niet anders.
Let op: Nu uit de gesloten overeenkomsten een gezagsverhouding blijkt, hetgeen ook door de mountainbiker wordt erkend, wordt het wel heel lastig om aannemelijk te maken dat feitelijk gezag ontbreekt. De mountainbiker slaagt daar niet in.