Onbelaste thuiswerkvergoeding
Thuiswerken zorgt voor extra kosten voor de werknemer. Bijvoorbeeld voor water- en elektriciteitsverbruik, verwarming, toiletpapier en koffie en thee. De werkgever kan per 1 januari 2022 een onbelaste thuiswerkvergoeding toekennen. Het Nibud heeft vastgesteld dat de extra kosten bij thuiswerken gemiddeld € 2 per thuisgewerkte dag bedragen. Het kabinet neemt deze uitkomst over en stelt voor uit te gaan van een vrijstelling voor een forfaitair bedrag van maximaal € 2 per thuisgewerkte dag of deel daarvan.
De onbelaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer blijft bestaan. Deze bedraagt maximaal € 0,19 per kilometer. De werkgever kan per dag óf de thuiswerkkostenvergoeding, óf de reiskostenvergoeding geven. Werknemer en werkgever kunnen vaste afspraken maken over het aantal dagen per week waarop de werknemer thuiswerkt. Op basis hiervan kan de werkgever een vaste vergoeding toekennen. Zo hoeft de werkgever niet per werkdag bij te houden welke vergoeding hij toekent. De vaste vergoeding hoeft niet te worden aangepast als incidenteel op een thuiswerkdag toch op kantoor wordt gewerkt, of andersom. Wanneer de werknemer structureel meer gaat thuiswerken of naar kantoor gaat, dan moet de vaste vergoeding worden aangepast.
Bijtelling emissievrije auto’s
De korting op de bijtelling blijft tot en met 2025 behouden. Wel wordt de maximumwaarde van de auto waarvoor de bijtellingskorting geldt eerder verlaagd dan in het Klimaatakkoord is afgesproken. Dit betekent dat de vanaf 1 januari 2022 geldende korting van 6% op de bijtelling wordt toegepast op een waarde tot € 35.000 en vanaf 2023 op een waarde tot € 30.000. Voor het resterende bedrag boven deze waarden geldt het normale bijtellingspercentage van 22%. Zo worden goedkopere emissievrije auto’s aantrekkelijk voor de zakelijke markt. Ook zijn deze auto’s na de leaseperiode interessant voor particulieren op de tweedehandsmarkt.
Milieu-investeringsaftrek (MIA)
Milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen zijn vaak duurder dan het minder milieuvriendelijke alternatief. Met de MIA mogen bedrijven een percentage van de investeringskosten voor innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen aftrekken van de fiscale winst. Zij hoeven dan minder inkomsten- en vennootschapsbelasting te betalen. Het kabinet verhoogt vanaf 1 januari 2022 de percentages, zodat milieuvriendelijke investeringen aantrekkelijker worden. Voorgesteld wordt om per 1 januari 2022 de percentages van de MIA te verhogen van 13,5%, 27% en 36% naar respectievelijk 27%, 36% en 45%. Bovendien wordt het beschikbare budget voor de periode 2022-2024 opgehoogd met € 30 miljoen.
Fiscale regeling aandelenoptierechten
Werkgevers bieden medewerkers soms aandelenopties als loon aan in plaats van een regulier salaris. Start-ups en scale-ups doen dit bijvoorbeeld omdat deze jonge ondernemingen nog niet genoeg geld hebben om een passend salaris te betalen. Aandelenoptierechten worden nu belast op het moment dat ze worden uitgeoefend, dus worden omgezet in aandelen. Op dat moment zijn er echter niet altijd voldoende liquide middelen beschikbaar om de verschuldigde belasting te voldoen. Dit maakt het minder aantrekkelijk om gebruik te maken van aandelenoptierechten als loon.
Het moment van heffing van de belasting wordt verschoven naar het moment waarop de bij uitoefening van het aandelenoptierecht verkregen aandelen verhandelbaar zijn. Op dat moment kan een deel van de aandelenoptierechten indien nodig immers wel worden verkocht en daarmee kan de belastingplichtige over liquide middelen beschikken om zijn verschuldigde belasting te betalen. Aangezien niet in alle gevallen sprake is van een gebrek aan liquiditeiten voorziet het wetsvoorstel ook in een keuzeregeling voor de werknemer. Onder voorwaarden en naar keuze van de werknemer vindt heffing dan net als nu plaats bij uitoefening.
Gebruikelijk loon bij start-ups voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA)
Het kabinet heeft de (tijdelijke) regeling voor gebruikelijk loon voor start-ups verlengd tot 1 januari 2023. Het gebruikelijk loon voor de DGA mag de eerste 3 jaar worden vastgesteld op het wettelijk minimumloon. Zo kunnen DGA’s loonkosten besparen terwijl ze hun bedrijf opzetten.
Onvoorziene omstandigheden bij startersvrijstellig overdrachtsbelasting
Om de startersvrijstelling of het verlaagde tarief (2%) toe te passen, moeten kopers voldoen aan de voorwaarde dat zij de woning langdurig als hoofdverblijf gaan gebruiken. In sommige situaties lukt dat niet. Bijvoorbeeld als kopers scheiden, of als een van beiden komt te overlijden. De huidige regeling houdt rekening met deze onvoorziene omstandigheden na overdracht bij de notaris. De kopers hoeven dan niet het algemene tarief van 8% te betalen. De startersvrijstelling of het lage tarief blijft in stand.
Vanaf 1 januari 2022 wordt ook rekening gehouden met onvoorziene omstandigheden die zich eerder voordoen. De kopers hoeven niet alsnog het algemene tarief van 8% te betalen als zij voldoen aan de volgende drie voorwaarden:
- De onvoorziene omstandigheid vindt plaats tussen het tekenen van het koopcontact en het moment van overdracht bij de notaris.
- Door de onvoorziene omstandigheid kan de koper niet voldoen aan het hoofdverblijfcriterium (langere tijd in de woning wonen).
- De koper legt een ‘verklaring overdrachtsbelasting onvoorziene omstandigheden’ af, waarin hij aangeeft dat hij (of de persoon van wie hij heeft geërfd) tussen de datum van ondertekening van het koopcontract en de datum van de onvoorziene omstandigheid het voornemen had de woning als hoofdverblijf te gebruiken. Ook verklaart hij dat de onvoorziene omstandigheid de reden is dat hij redelijkerwijs niet in staat is de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf te gaan gebruiken.