Omdat ze 5% van de aandelen heeft en voor de BV werkt, valt ze onder de gebruikelijk loonregeling. Dat geldt ook als haar werkzaamheden minimaal zijn. De rechter is het hiermee eens.
Het loon van mevrouw wordt op basis van de wet gesteld op ten minste het hoogste van de volgende drie bedragen, (1) 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, (2) het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van de BV of daarmee verbonden lichamen, (3) € 44.000 euro. Dit laatste bedrag is in 2020 overigens € 46.000. Omdat de vrouw pas op 18 mei van het jaar begon bij de BV, wordt genoemde € 44.000 euro gecorrigeerd naar een bedrag naar rato: € 27.500.
Aangezien de Belastingdienst met het bijgetelde gebruikelijk loon van € 27.500 beneden de wettelijke grens van € 44.000 is gebleven, is het aan mevrouw om aannemelijk te maken dat een lager loon in dit geval gebruikelijk is. Daarin slaagt ze niet. Haar stelling dat sprake is van een beginnende vennootschap is daartoe onvoldoende. Er is geen sprake van een BV die structureel verlies lijdt en evenmin van werknemers die in eenzelfde positie als mevrouw verkeren maar een lager loon genieten.
Tip: Als er argumenten zijn om een lagere beloning vast te stellen dan het wettelijk fictief loon van € 46.000 (2020), kan het verstandig zijn deze tevoren met de Belastingdienst af te stemmen. Daarbij zijn we u graag van dienst.